Race report Duinhopper 201 Barry van Oven

Barry finish foto

Vrijdagochtend 5 januari, even voor de klok van tien. Voor het eerst sinds tijden bekruipt het gevoel me dat ik hier niet thuis hoor. Omringd door klinkende namen uit het Nederlandse ultrawereldje, voel ik me underdressed en onvoorbereid. Ik zie grote rugzakken, dikke kleding, halve liter bidons en mutsen die in de bergen niet zouden misstaan. Kom ik aan met mijn zomertight, dunne longsleeve, petje en lichtgewicht trailrugzakje. Stipt 10 uur vertrekt de groep van plusminus 25 lopers uit Hoek van Holland. Een deel loopt tot IJmuiden, de zogenaamde kidstrail, 12 lopers gaan voor Den Helder. Dit is de Duinhopper: ruim 200 km door de Nederlandse duinen, zonder routemarkering en verzorgingsposten, ondersteuning regel je zelf, tijdslimiet staat op 42 uur. Alle lopers dragen een Legends tracker zodat ze online gevolgd kunnen worden. Mijn plan is om in Zandvoort uitgebreid te eten, dan nog eens in IJmuiden voordat we de diepe nacht in gaan. Met Linda spreek ik af elkaar te ontmoeten in IJmuiden, bij Bergen en bij de finish in Den Helder.

Foto 07-01-18 14 18 34

Vrijdag 10:00 – 15:30 (0 – 45 km)
Van Hoek van Holland naar Scheveningen lopen we voornamelijk over asfalt. Best jammer, hier moet toch ook wel een mooi paadje door de duinen te vinden zijn? Maar goed, er gaat vast nog genoeg zand komen. Het tempo ligt wat hoog, niet omdat we vaart willen maken, maar omdat we fris zijn en asfalt nu eenmaal wat sneller loopt. Ik loop samen met Jacco; hij doet voor de lol mee en ziet wel waar hij strandt. Mooie instelling. Rond de 30 km laat ik hem gaan en neem ik een pauze. Heb nog een flink stuk voor de boeg en wil door korte, frequente pauzes mijn benen fris houden. Ondanks de pauze raak ik in mijn eerste dip. Niet noemenswaardig, maar wel wat vroeg. Ik schrik op van een bekende stem die ik hier niet verwacht. Het is Cor, TransAlpine loopmaatje van Jan Strijker. Wat hij en zijn vrouw hier doen, geen idee, maar ik knap mentaal helemaal op van het korte persoonlijke contact. Fysiek is een ander verhaal, dus ik besluit bij Hotel Duinoord wat koffie en cola te scoren. De pauze duurt wat langer dan bedoeld en vijf minuten na vertrek word ik overvallen door een pittige onweersbui. Harde wind en slagregen overgaand in gemeen prikkende hagel. Mijn zomertight raakt doorweekt, handschoentjes evenzo. Ik heb voor nood een lichtgewicht regenjack bij me, die houdt me nog een beetje warm. Toch kom ik licht onderkoeld aan in Katwijk. Zie het niet zo zitten om verkleumd door te lopen naar Noordwijk, dus maar even strandtent Zilt binnen. Koffie, cola en brood met wat smeersels, handschoenen op de verwarming. 45 km gehad, nog dik 150 te gaan.

Vrijdag 15:30 – zaterdag 1:30 (45 – 87 km)
Van Katwijk naar Noordwijk is een klein stukje, maar door mijn verkenning begin december weet ik dat er tussen Noordwijk en Zandvoort nauwelijks mogelijkheid tot revitaillering is. Daarom pak ik in Noordwijk nog een koffie. De schemer zet in dus ik zet mijn hoofdlamp vast op. Mentaal stel ik me in op de vele ruiterpaden die komen gaan. Sommigen haten dit soort paden, ik kan er wel wat mee. Tempo terug, voetstappen van voorgangers opzoeken en vooral niet in gevecht gaan met het zand. Zand wint altijd. Tijdens een korte break word ik ingehaald door een groepje lopers, onder andere Maarten, Marco en Alexandre. Tot vlak voor de Amsterdamse Waterleidingduinen blijf ik in hun kielzog lopen, daarna maken Maarten en ik ons los. Van paden is inmiddels al geen sprake meer. Door de storm en regen van de afgelopen dagen staat het terrein blank. Hoewel dit deel van het parcours loodzwaar is, knap ik op van het contact met Maarten. We wisselen de gebruikelijke verhalen uit en hebben oprecht lol in de nachtelijke tocht.

Ik kijk uit naar Zandvoort, even rusten en wat eten. Ik snak naar een hamburger. Het loopt anders. We pikken aan bij twee lopers voor ons en vervolgen onze weg richting IJmuiden. Het gaat mij wat te hard, bovendien baal ik dat ik niet toch een stukje om ben gelopen om in Zandvoort een vette hap te halen. In de Kennemerduinen zoek ik contact met Linda, ik twijfel namelijk of ik IJmuiden wel ga halen zonder substantieel voer. Met fruitella’s, nutsjes en bifi-worstjes kom je een heel eind, maar om goed warm te blijven ’s nachts heb je echt voer nodig. We spreken af bij Parnassia. Net voor Parnassia staat Peter Swager en gezelschap met een ad-hoc verzorgingspost. Hier kom ik ook Maarten weer tegen, de laatste keer dat ik hem deze tocht zal zien. Ik loop een stukje door naar de parkeerplaats en na even wachten, kruip ik bij Linda in de auto. Bouillon, cola, chocomel en schoonmoeders pasta met tartaarsaus vullen mijn maag, een setje droge kleren zorgt voor een herboren gevoel. Nog een kilometer of 17 en ik zit op de helft.

Foto 07-01-18 14 19 02

Zaterdag 1:30 – 6:30 (87 – 117 km)
Met frisse benen ‘stuif’ ik door de Kennemerduinen. Dit gebied ken ik goed en het loopt lekker. De tijd vliegt voorbij en voor ik het weet loop ik IJmuiden in. Bij de Shell scoor ik een Starbucks koffie en een chocomel, smaakt goed. Paar passen verder kruip ik bij Jean-Pierre een paar minuten in de auto. Op de Legends tracker zie ik dat Maarten maar net vertrokken is, misschien kan ik hem nog bijhalen. Dat blijkt vergeefse hoop. Van IJmuiden naar Wijk aan Zee is een saai klotestuk: veel asfalt, lange rechte fietspaden, niemand te bekennen. Fysiek gaat het aardig, mentaal een stuk minder. Na Wijk aan Zee krijg ik weer bos- en duinpaden. Mijn ogen vallen steeds vaker dicht en ik zwalk over het pad. Ik zie een redelijk droge betonplaat en probeer een ultraloperstrucje uit: rugzakje af, even languit met gestrekte armen en benen op de grond liggen. Door de kou blijf je wakker maar de ontspanning zou de ergste slaap moeten verdrijven. Een half uur later schrik ik wakker met een bevroren achterwerk. Niet handig. Het trucje werkt dus niet, ik zwalk en dommel nog steeds. Ja, ik dribbel nog, maar het is een kwestie van tijd voordat ik in slaap val. Nog voor ik die gedachte afmaak, schrik ik wakker. Mijn knieën voelen beurs, mijn armen liggen raar verwrongen onder mijn bovenlichaam en het is pikkedonker. Even schiet ik in paniek: is er iets stuk? Voorzichtig voelen, rustig losschudden. Het lijkt mee te vallen. Wel moet ik op de tast mijn hoofdlamp terugvinden. Deze is tijdens de val uitgegaan, maar gelukkig niet kapot. Elk nadeel heeft zijn voordeel, ik ben klaarwakker en de adrenaline giert door mijn lijf. Maar ik moet nog wel een stukje naar Castricum aan Zee en ik hoor mijn maag rommelen. Nog maar een nutsje en wat fruitella naar binnen werken.

DSCN1066

Zaterdag 6:30 – 12:30 (117 – 142 km)
Diep in de ochtend lijkt alles in elkaar over te lopen. Ik ben niet echt moe maar ook niet heel fris. De paden zijn niet zwaar maar ook niet boeiend. Mijn lampje knippert, na 15 uur zijn de lithium batterijen toch echt aan hun laatste adem toe. Gelukkig begint het al te schemeren. Ondanks mijn semi-sufheid wennen mijn ogen razendsnel aan het schrale licht dat tussen de bomen opkomt. Dan hoor ik opeens stemmen. Bocht naar rechts en ik zie een loopgroepje rek- en strekoefeningen doen op een grasveld. Daar staat ook een heel uitnodigend bankje. Zolang verstoken van menselijk contact en enig comfort, besluit ik het er even van te nemen. De trainer komt polshoogte nemen en slaat net niet steil achterover als ik mijn verhaal doe. Hij roept zijn pupillen erbij en ik word omringd alsof ik een zeldzame diersoort ben. Dat zijn net even teveel prikkels, dus ik verontschuldig me: moet weer verder, deze tocht loopt zich niet vanzelf. Luttele kilometers verderop stap ik bij Castricum aan Zee een strandtent genaamd Zoomers binnen. Hebben jullie ontbijt vraag ik hoopvol. Ik smacht naar een uitsmijter kaas. Helaas, lunch wordt pas geserveerd vanaf 11 uur, hij kan wel de oven aanzetten voor versgebakken brood, maar dat duurt zeker een half uur. Een cappuccino en een stuk cheesecake bieden uitkomst, ontbijt/lunch komt later wel, in Egmond of zo. Even later komt Linda binnenlopen, ze gaat een stuk met me mee naar Egmond, dan solo terug om me vanuit Bergen weer tegemoet te lopen. Als ik haar zie schieten de tranen in mijn ogen. Nu pas besef ik pas wat een gruwelijk slechte nacht ik heb gehad en hoe goed het me doet haar in levende lijve te zien. Na een klein uurtje gaan we weer op pad. Linda’s gezelschap knapt me enorm op, ook al is het wat gênant dat ze regelmatig in moet houden. Mijn pootjes zitten vast in standje ultrashuffle, meer dan 8 tot 9 km per uur krijg ik er echt niet uit. Toch vliegt de tijd voorbij naar Egmond waar ik bij Van Speijk eindelijk mijn uitsmijter met kaas kan bestellen. Tomatensoep en 0.0 biertje erbij en ik voel me weer als herboren.

Foto 07-01-18 14 18 14

Zaterdag 12:30 – 17:15 (142 – 164 km)
Linda is inmiddels vertrokken, terug naar Castricum aan Zee. Voor mij ligt een pittig stuk duinen. Ik vertik het om het zand nog meer om te woelen, rustig wandelen totdat dribbelen weer een serieuze optie is. Een paar kilometer voor de Zeeweg bij Bergen komt Linda me tegemoet lopen. Het idee is om wat aan te sterken en in Schoorl weer pauze te houden. Dat zou mooi voor het donker haalbaar moeten zijn. Tussen Bergen en Schoorl merk ik wel dat ik er al bijna 160 km op heb zitten. Tempo is eruit en ik verval regelmatig in wandelen. Tegen beter weten in irriteert dit me, ik kom hier immers om te ‘rennen’, niet voor een lange afstandswandeling. Maar goed, het moet maar zoals het gaat als andersom geen optie meer is. Een paar kilometer voor Schoorl worden de klimmetjes steeds taaier. Met het invallen van de schemer koel ik sneller af, dus ik dribbel meer dan me lief is.

Vlak voor het klimduin in Schoorl loopt Linda me tegemoet, vergezeld van haar oudere broer Ruud. Wat leuk om hem hier te zien. We verschansen ons in café restaurant Honky Tonk voor koffie en warme chocomel. Omdat mijn maag opspeelt bestel ik een bolletje vanille-ijs. Dat doet me goed: zuivel om mijn maag rust te geven, suiker voor de opkikker en vanille voor weer eens een andere smaak dan de meuk die ik onderweg (inmiddels nauwelijks meer) eet. Ik schrik op van driftig getik tegen het raam achter me, kijk om en zie een volslagen vreemde me wild gebarend begroeten. Wie is dat, vraagt Linda. Werkelijk geen idee, maar hij lijkt het over de Duinhopper te hebben. Even later sta ik buiten en komt mijn ‘fan’ me aanmoedigen: nog maar een marathonnetje joh, dan ben je er al weer. Enigszins beduusd vraag ik me af of hij beseft hoe lang een marathon nog klinkt. Maar met stilstaan kom ik niet in Den Helder, dus hup met de beentjes. De eerste helft van het klimduin dribbel ik omhoog om warm te worden, daarna in gestage wandelpas verder. Linda en Ruud lopen een stuk met me op om de moed er bij mij in te houden. Blijkt uiteindelijk niet eens echt nodig, deze pauze heeft me weer topbeentjes gegeven. Moeiteloos zweef ik over de paadjes, klimduinen op en af. Tenminste, zo ziet er het in mijn hoofd uit. Als je beweert dat ik zwoegend, ploeterend en vloekend heuvel op en af stampte, geloof ik je meteen.

Foto 07-01-18 14 17 34

Zaterdag 17:15 – 22:30 (164 – 186 km)
Na wat duin- en zandwerk steekt de route diagonaal een enorme parkeerplaats over. Dan volgt het strand. Hier is het zaak rechts te blijven van de Lagune, anders wordt het zwemmen. Net voorbij Camperduin volgt een fietspad langs een dijk dat voor trailrunners terecht een persoonlijke hel mag worden genoemd. Zeven kilometer rechttoe rechtaan, de inmiddels gedraaide wind in het gezicht, links niks te zien, rechts niks te zien, een schier oneindige strook asfalt. Ik knak mentaal even. Je weet dat er een einde aan komt, maar niet wanneer. Wandelen heeft geen zin, dan duurt het alleen maar langer. Mijn beurse knieën worden van dit teerstampen ook niet heel blij. Ik vraag aan Linda of ze me ter hoogte van Petten niet even mentaal kan komen ondersteunen. Tuurlijk, is het antwoord, we zien je zo. Ruud is er ook weer bij. In de auto weet ik nog wat te grappen, maar ik klink vrolijker dan ik ben. Ruud verzekert me dat het fietspad van de hel nog maar een paar honderd meter duurt. Als troost lopen zowel Linda als Ruud mee tot het einde. Van het fietspad dan, he.

Na een klein lusje door de Pettense Duinen langs Sint Maartenszee volgt een stuk strand dat bijna net zo eindeloos lijkt als het fietspad eerder. Zal overdag vast heel mooi zijn, nu zie ik alleen maar wat verdwaalde voetstappen in het zand dat mijn lichtbundel beschijnt. Heel in de verte branden wat lampen van vermoedelijk strandtenten. Zouden ze nog open zijn? Helaas, binnen wordt er opgeruimd, dus ik pak een stoel buiten op het terras om mijn horloges aan de accu te leggen. Ik koel steeds sneller af, dat betekent dat ik snel wat moet eten. Als beweging geen warmte ontwikkelt, is het hoog tijd om calorieën te verbranden. Gelukkig is in Callantsoog restaurant Dorpszicht nog open. Ik bestel koffie en krijg de vraag of ik wat wil eten. Nou, ik smacht al meer dan een etmaal naar een burger. Komt eraan is het antwoord. Colaatje erbij en ik begin me beter te voelen. Totdat mijn maag sterk begint te protesteren. Kappen nou! Ondanks zwaar opgestijfde benen weet ik net op tijd naar het toilet te sprinten om daar ongans over mijn nek te gaan. De zojuist verorberde burger siert het porselein. Dat is niet best. De restauranteigenaren hebben medelijden, bieden me zelfs een lift naar Den Helder aan. Nee, antwoord ik mompelend, dan telt het niet. Verslagen strompel ik Callantsoog uit, nog maar een halve marathon te gaan.

Zaterdag 22:30 – zondag 2:15 (186 – 207 km)
Weer een stuk strand, gek word ik ervan. Niet zolang als eerder, maar toch. Ik verlang naar duinen, single tracks, bos of wat dan ook. Nou ja, als het maar geen fietspad is. Ik spreek met Linda en Ruud af voor koffie bij Julianadorp. Even bijkomen in de auto met hamburgeranecdote als gespreksonderwerp. Kan er nu wat om lachen. Weet niet waar ik op loop qua energie na alles eruit te hebben gegooid, maar het lijf gaat nog steeds. Zal wel in de vetverbranding zitten of zo. Een paar kilometer verderop neem ik afscheid van Ruud, Linda brengt hem terug naar huis en rijdt dan naar Huisduinen voor een laatste opkikker. Een tikkeltje jaloers ben ik, begin zo langzamerhand ook naar mijn bed te verlangen. Maar goed, nog maar een kilometer of tien, dan zit het erop. Het stuk naar Huisduinen is best aardig, schelpenpaden afgewisseld met wat zand- en ruiterpaden. De afwisseling houdt me mentaal fris, de zwaarte van de paden doet me niet zoveel meer.

Bij Huisduinen gaat het even mis. Linda staat zoals beloofd op me te wachten, maar ik wil door, heb geen zin om weer af te koelen en op te moeten warmen. Ik kijk niet nauwkeurig genoeg naar de route waardoor ik het asfalt blijf volgen in plaats van het pad de dijk op. De Zeeweg is eindeloos, net zo erg als het fietspad bij Petten. De vuurtoren lijkt maar niet dichterbij te komen terwijl de kilometers toch echt wegtikken. Tot overmaat van ramp zwelt de noordoosterwind aan, kracht zes in het gezicht. Het zal bovenop de dijk qua wind niet veel beter geweest zijn, maar ik vervloek de klappen die het asfalt uitdeelt aan mijn beurse voetzolen en knieen. Rechts zie ik Den Helder liggen, daar moet ik naartoe. Waarom blijft die fokking Zeeweg (inmiddels Dijkweg) dan toch zo lang doorlopen naar het oosten? Eindelijk is daar de afslag naar rechts, dit moet de laatste kilometer zijn. En ja hoor, even verderop nog een keer naar rechts, via een promenade het hart van Den Helder in.

Linda dribbelt de laatste paar honderd meter mee. In Den Helder stopt net het uitgaansleven, jongeren vergapen zich aan de idioot met hoofdlamp die voorbij dribbelt. Linda vertelt ze dat ik van Hoek van Holland hiernaar toe ben komen rennen, dat willen ze van dichtbij meemaken. Waarom doe je dit, voor liefdadigheid of zo? Nee, denk meer zelfkastijding, grap ik. Toch waardeer ik hun aandacht. Het is zondagochtend kwart over twee. Na 40 uur en 16 minuten zit de Duinhopper erop. Ruim 200 km in dik 31 uur bewegen en een uur of 9 pauze, route zoeken, etc. Mijn benen voelen bij de finish niet eens heel slecht, maar mijn rug schreeuwt het uit, vooral tussen mijn schouders. 40 uur lang elke paar seconden op je horloge kijken of je nog op de route zit, geeft een nieuwe invulling aan het begrip RSI. We zoeken vanwege de kou snel de auto op. Ik kantel de stoel wat naar achter om comfortabel te kunnen zitten/liggen en vraag me af ik nu wel kan slapen. Een tikje tegen mijn schouder kondigt het einde van de rit aan. Huh? Zijn we er al? Ja, zegt Linda, volgens mij was je wel aan wat slaap toe.

Maandagochtend zit ik op het werk, overladen door de prikkels van het dagelijks leven. Het kost me moeite mijn hoofd bij het werk te houden. Gelukkig zit ik in flink wat overleggen waar mijn afdwalen in herinneringen niet zo opvalt. Ik merk dat ik terugverlang naar de eenzaamheid van het lege pad, de donkere nacht, het minieme sociale contact. Ik zou toch zweren dat ik onderweg precies het tegenovergestelde voelde. Zou je minder sociaal worden van dat ultralopen? De ultralopers die ik ken lijken me juist hele sociale mensen. Of is dat omdat je ze voornamelijk in hun element treft? Naarmate de week vordert wen ik weer aan zoveel mensen om me heen. Ook de herinneringen veranderen waar ik bij sta: pijn verdwijnt, eenzaamheid wordt rust, eindeloosheid wordt tijdverdrijf. Van de zoveelste plechtige belofte dat ik dit nooit meer ga doen blijft weinig over. Hoewel ik geen moment getwijfeld heb aan het kunnen/willen uitlopen van de Duinhopper, heb ik mezelf wel een aantal keren gemotiveerd met de gedachte: als je dit uitloopt, hoef je de Legends Trail niet te doen. En waar ik krijg nu juist zin in? Precies, ja…

Barry